De kelder.

foto-001

Toen ze die ochtend haar ogen opende, wist ze al dat de lucht donker en bewolkt was, nog voor ze door het raam keek. Een beetje lusteloos trok ze het gordijn open en zag met tegenzin de neerdwarrelende sneeuwvlokken. Wat een droevige bedoening! Dit was nu echt iets  wat ze kon missen, dezelfde kou en duisternis als in haar gepijnigde hart. Niemand begreep haar, het was alsof ze alleen op de wereld stond . Zelfs  haar eigen kinderen wilden  haar ‘gezeur’ niet meer aanhoren. Waar ze hoopte op een beetje begrip, zwaaide er iemand met statistieken: in een mislukt huwelijk was de fout voor beide partners fifty-fifty. Wisten zij veel wat ze had meegemaakt in al die jaren en hoe kapot ze vanbinnen was. Ze had toch alleen maar haar best gedaan en nu kreeg ze stank voor dank. Gebruikt en weggeworpen als een oude dweil.

Verzonken in zelfmedelijden raapte ze enkele kranten bijeen, die zou ze maar meteen naar de kelder brengen.

Om bij de papiercontainer te komen moest ze de ondergrondse parking oversteken. Plots werd haar aandacht getrokken door een geluid dat hier eigenlijk niet thuishoorde: het uitbundige gekweel van een merel! Hier beneden in die donkere kelder?  Spiedend keek ze rond om te ontdekken waar het gezang vandaan kwam. Haar mond viel bijna open toen het onderwerp van haar verbazing vanonder een stilstaande auto tevoorschijn huppelde, zo’n tiental meters verder. Haar aankijkend bleef hij gewoon driftig verder zingen, niets kon hem van de wijs brengen. Terwijl ze heel even haar ogen sloot, leek het alsof ze terug in haar huis was, in de tuin, waar ze zo’n heimwee naar had. Daar, in het topje van de perelaar had ook steeds een merel gekweeld, die dan met tussenpozen luisterde naar het antwoord dat hij kreeg van twee weiden verderop.

Een immens droef gevoel overviel haar. Ze zou er niet bij zijn als de forsythia van de ene dag op de andere het presteerde om in een oogverblindend geel uit te barsten en de krokussen een schuchtere poging deden om te kijken of het bovengronds al leefbaar was.

Haar blik ging terug naar de merel. Hoe was het toch mogelijk dat dit kleine diertje zich had aangepast, nadat de gemeente de bomen verwijderde welke hier vroeger stonden? Welke kracht schuilde er in dit kleine gevederde stukje natuur?

Het gezang zat nog in haar hoofd toen ze met de lift al terug in haar appartement was.

Ondertussen was het sneeuwen gestopt en brak de zon stralend door het grijs van de wolken die zich snel verwijderden. Met een kordate beweging trok ze het gordijn volledig open zodat het felle licht naar binnen stroomde.

Terwijl ze even later bedachtzaam in haar ochtendboterham hapte, genoot ze van de zachte streling van de zon op haar gelaat. Met half dichtgeknepen ogen  tuurde ze naar buiten. Als ze nu eens  twee van die primula’s kocht? Die zouden zeker mooi in de bloembak passen die op het terras stond. Ze wist : er hing een beetje lente in de lucht. De kleine zwarte vogel in de kelder wist het ook. Als hij zich kon aanpassen, dan moest zij dat ook kunnen, zij die zoveel groter was en over zoveel meer mogelijkheden beschikte. Ze ging zich aanpassen, ze zou overleven. Als de chaos in haar hoofd een beetje opgeklaard was, zou ze de kracht vinden om het waar te maken. Net zolang tot de vrede in haar hart kwam… net zoals de merel in de kelder tevreden was met zijn bestaan…

Eigenlijk was zij toch ook een klein stukje van de natuur…