Een slippertje… en sudeck.

hpim1082_466x350

Dit postje komt uit mijn archief (vorig blog Speedy) maar omdat er nog zoveel reacties op komen, heb ik het hier opnieuw geplaatst. Er is blijkbaar veel interesse voor dit probleem.

(dit verhaal dateert van januari 2002)

Na het krokusverlof zie je ze lopen, fier als een gieter; als ze van hun skivakantie een trofee hebben kunnen meebrengen: nl. een gipsvoet.
Het is een beetje een statussymbool, en met of zonder krukken, de bedoeling is om gezien te worden.
Want wanneer er iemand medelevend vraagt wat er gebeurd is, wordt er uitgebreid verslag uitgebracht over het hotel waar ze gelogeerd hebben en de kwaliteit van de sneeuw en zeker de plezante après-ski. Het vallen en breken wordt dan terloops wel vermeld, maar vanwege al die andere prettige dingen een beetje naar de achtergrond verdrongen.

Ik was hen vóór, namelijk in januari al, notabene op tweede nieuwjaarsdag. Niet dat ik was gaan skiën, oh nee, verre van. Domweg uitgegleden op de mooie blauwe stenen, waar het centrum hier ‘rijk’ aan is.
Om te glijden hoef je niet naar Oostenrijk te gaan!
Die stenen hebben ‘iets’. Ze sparen de koude na een periode van vorst zodanig op, dat zelfs wanneer het niet meer vriest, je tegen de avond het ijs uit de grond omhoog ziet komen. Zo brak ik mijn rechterpols en kreeg een gips waar èchte skiërs alleen maar eens smalend naar konden kijken.

Voor mij voelde het ook niet aan als een trofee, er zat iets goed fout. Dat omhulsel spande te hard.
Maar in het ziekenhuis werd mijn klacht met enkele kwinkslagen weggelachen. Ach mevrouwtje, u moet een beetje geduld hebben en eens op uw tanden bijten. Jawadde!!
Hoe los je zoiets op? Hoe stout mag je zijn als je wenst dat er naar je geluisterd wordt? Klop je op tafel of op die grapjassen?
Ik deed geen van beide en verdroeg.
Af en toe vroeg mij wel eens iemand of mijn arm al jeukte… ik kon mij dat met de beste wil van de wereld niet voorstellen, ik had alleen maar pijn en nog eens pijn.
De dag dat mijn kwelgeest er af mocht, begon de ellende pas goed. Op het ogenblik dat het bloed door mijn aders weer stroomde, verloor ik bijna het bewustzijn van de pijn. Mijn hand en vingers zwollen op en verkleurden tot zo’n soort rode-kool-tint.
Nu mag dat wel de modekleur zijn, maar ik heb toch liever dat mijn ledematen daar niet aan meedoen.
De mij toegewezen assistent schrok zichtbaar, maar zweeg wijselijk. De behandelende specialist maakte zich geen zorgen en vond dat alles wel zou opgelost zijn met enkele ontstekingsremmers en een paar beurten kine. Waarschijnlijk dacht hij dat huisdokters er ook voor iets zijn.

Na twee maanden was mijn hand nog niet opgeknapt. Ik telde mijn vingers en was blij dat ik ze nog allemaal had. Maar het leek er niet op dat het nog ooit terug goed ging worden.

De behandeling heeft twee jaar geduurd, beste lezers, zestig kine-beurten, vijfenveertig spuiten calcium+vit.d, mijn arm ontstoken tot aan mijn hals en zelfs nu is mijn hand nog lichtjes stijf. Hopelijk hoef ik zoiets nooit meer mee te maken, want het is een onbeschrijflijk leed. Nu weet ik dat ik een sudeck heb gehad, maar geen kat die mij dat toen vertelde en niemand was verantwoordelijk.
En dan te bedenken dat ik die dag gewoon met mijn laatste 79fr. een kop koffie wilde gaan drinken! (De euro weet je nog?)
Maar misschien dat ik in ’t vervolg toch maar beter ga skiën, want daar wéét je tenminste dat het glad is. En zo’n ski-gips lijkt toch wat chiquer, of ligt het gewoon aan het decor?