Onze blikken kruisten elkaar, onvermijdelijk ging haar hand naar haar hoofd om te voelen of haar sjaaltje nog goed zat.
Ze was omringd door een zestal luidruchtige vriendinnen. Ik keek naar haar, ik weet niet hoe mijn blik overkwam, maar ik ken het gevoel.
In het geval ik met afschuw keek, was het omdat ik mij herinnerde hoe het was, de chemo en het verlies van mijn haren.
Ze was nog piepjong, misschien zestien lentes, ze leek zo fragiel en breekbaar. Maar haar vriendinnetjes hadden haar gezichtje opgemaakt, heel mooi! Daarbij droeg ze grote opvallende oorringen, die haar wat zelfzekerheid gaven.
Ik had haar graag aangesproken om haar te vertellen dat ik wist hoe het voelt, de chemo. En dat ze mooi was en ik het heel moedig vond dat ze met haar vriendinnen in de winkelstraat liep. Ik had haar een knuffel willen geven en vertellen dat haar haren terug kwamen…
Maar ik heb niet gedurfd… ook al omdat ik niet wist hoe het ging overkomen… kon ze het wel aan wanneer er over het K-monster werd gepraat?
Een ding heb ik wel geleerd: hoe de mensen naar je kijken, als je geen haar hebt, is niet steeds zoals je het zelf interpreteert, jammer dat ik dat niet vroeger wist…